Een aantal jaren geleden kon ik kerst niet vieren zoals ik dat voor ogen had. Met vrienden en familie aan een lange tafel dineren, een kerstmarkt bezoeken in Deventer of Kampen, gerechten uitzoeken. Ineens lag ik als een hoopje mens op de bank en was ik zelfs te moe om boodschappen te doen. Toch kwam het op een dag weer goed.
Dit jaar is de kerst voor iedereen anders dan alle andere jaren. Ter inspiratie wil ik dit graag dit verhaal uit mijn boek delen. Ik wens een ieder alvast een goede kerst toe en een gezond en ondernemend nieuw jaar.
25 december - Eerste kerstdag
Elk jaar is het traditie om kerst te vieren met de familie. Met in totaal zeventien familieleden: nichtjes, neefjes, zussen, broertje, schoonzus, zwagers en ouders aan een grote gedekte tafel. Ik herinner me de keer dat het hoofdgerecht, drie grote kippen op verschillende wijzen klaargemaakt: Italiaans, Provençaals en Hollands, de tafel niet eens haalde. Althans de Italiaanse kip was in de keuken al geconfisqueerd door mijn middelste zus en vader. Wat een lol we daarom hadden. Mijn moeder stuurt elk jaar een mailtje met de vraag wie wat maakt. Dan begint de voorpret al.
Ik denk aan de heerlijke crème brûlée van mijn oudste zus en aan de specialiteit van mijn vader; aardappeltjes uit de oven. Aan de culinaire voorgerechtjes van mijn broertje of zus. Aan de wanordelijke chaos van de gesprekken, waarbij iedereen probeert podium te krijgen voor zijn of haar verhaal. Aan de soms heftige discussies (kerst is daar bij uitstek geschikt voor: laten we eerlijk zijn, we zitten niet allemaal als een ideaal Jumbogezelschap aan tafel), maar vooral aan de gezelligheid.
Dit jaar is het alleen anders. Dit jaar zit het er niet voor mij en mijn dochter in om erbij te zijn. Ik kan amper een gesprek voeren, laat staan autorijden (alhoewel aangeboden is om ons op te halen). Ik kan niet tegen prikkels. Ik ben dodelijk vermoeid. Mijn leefwereld speelt zich af in huis. Ik ben deze kerst verplicht aan huis gekluisterd.
Toch probeer ik er maar iets van te maken. Ik ben niet van de plan de burn-out mijn kerst te laten vergallen. Ik maak een stoofpotje klaar met de nodige rustpauzes op de bank erbij. Het is een immense klus voor iets wat ik normaal in een handomdraai doe. Als de aardappeltjes en het vlees gaar zijn, besef ik dat ik de groenten ben vergeten.
‘Ik heb nog wel wortelen of hoe heten die vergeten groenten ook alweer in de groentela.’
‘Getver ma, dat hoeft van mij echt niet.’ Mijn dochter trekt er een vies gezicht bij.
Met wat olijfolie schuif ik toch de knollen zonder naam in de oven. Een halfuur later komen ze er zompig en vet van de olie uit. Het stoofvlees smaakt heerlijk en de aardappeltjes ook. De vergeten groenten kijken ons glazig aan en moeten we inderdaad maar gauw vergeten.
Op het programma staat een film met Will Smith. Ik zeg tegen mijn dochter dat ik niet weet of het me lukt een hele film te kijken. Misschien lukt het in etappes van vier wel. Ik weet dat het niet gezellig klinkt maar ik kan er niet veel aan doen. Beeldschermen geven te veel prikkels en soms lukt het me maar om een kwartiertje iets te kijken. We liggen samen op de bank en om halftien stelt mijn dochter voor worsten te gaan braden. Die stopt ze met veel ketchup in een stokbrood. Een soort tweede kerstdiner voor bij de film.
De film raakt me diep. Het gaat over een vader die na een scheiding probeert zich staande te houden met zijn zoontje. Uiteindelijk belandt hij op straat en moet hij een beroep doen op de nachtopvang. Zijn vechtlust om door te gaan ontroert me. Hij probeert tijdens deze ellende een studie op te pakken en ondertussen de laatste apparaten die hij voor een commercieel bedrijf verkoopt van de hand te doen om er financieel weer bovenop te komen. Na zijn studiedagen rent hij naar de kinderopvang om vervolgens weer op tijd in de rij te kunnen staan bij de nachtopvang. Er zijn maar een beperkt aantal slaapplaatsen beschikbaar. Als hij te laat is slaapt hij op een koud station met zijn zoon.
Ik realiseer me dat iedereen zoiets kan overkomen. Als de hoofdpersonage slaagt voor zijn opleiding en bij een topadvocatenbureau kan gaan werken, stromen de tranen over mijn wangen. Hij heeft het financieel gered. Ga ik het ook redden? Waar gaan we straks wonen? Kan ik hier überhaupt blijven wonen? vraag ik me af. Bovendien zit de hele woningmarkt op slot en zou ik niet een-twee-drie een nieuwe goedkopere huurwoning kunnen krijgen.
Ik zeg het niet tegen mij dochter, maar pieker veel over woonruimte. Ik huur een woning in de vrije sector. Ooit besloten op basis van twee inkomens. Een jaar geleden ben ik gescheiden en heb ik ervoor gekozen hier te blijven wonen samen met mijn dochter van vijftien. Voor haar wilde ik niet te veel gedoe door ook nog te gaan verhuizen. We wonen in een typische gezinswijk in Zwolle, vlak bij de natuur en haar middelbare school. Ze is superblij met haar pianokamer waar al haar muziekinstrumenten staan.
‘Eigenlijk wel luxe hè mam,’ zei ze laatst nog, ‘jij de zolder, de werkkamer en een slaapkamer en ik heb ook twee kamers voor mezelf.’
Daarna fantaseerde ze hoe de zolder zou kunnen ombouwen tot geluidsdichte studio, zodat er nog meer geoefend kan worden in huis. Op dat soort momenten wil ik haar enthousiasme niet om zeep helpen door mijn twijfels te delen. Voor mij alleen is het een enorm maandbedrag nu ik niet kan werken. Ik heb nog een kleine buffer. Maar hoe moet dat straks als ik langer dan drie maanden ziek blijf?
Sinds 2007 ben ik zelfstandig ondernemer. Ooit heb ik uitgezocht of het nuttig was me te verzekeren. Toen ik bij een intermediair op het gebied van verzekeringen zag wat de premies waren per maand schrok ik me dood. Ik heb toen besloten geen verzekering af te sluiten. Bovendien gaven ze aan: ‘Stel dat je niet meer kan werken als communicatietrainer of als actrice maar nog wel vervangend werk kan doen, dan ben je gedeeltelijk arbeidsongeschikt.’
Dit vond ik nogal een absurd idee: een zeer hoge premie betalen voor een verzekering waarbij je dus bij je arbeidsongeschiktheid nog wel bonsais kan snoeien. Daar sluit je toch geen dure verzekering voor af?
Ik ga sinds die tijd onverzekerd door het leven met de stelregel: of iets gaat over binnen drie maanden, of je gaat dood, of je hebt dikke pech.
Ik zit zelfs niet bij een broodfonds, iets waarvoor ik mezelf nu wel voor de kop kan slaan. Bij een broodfonds betaal je een premie die nog wel te doen is voor menig zzp’er. Het idee is dat als je uitvalt vanwege ziekte je doorbetaald krijgt uit de pot van ondernemers die ook in het broodfonds zitten. Hoe hoger het ingelegde bedrag per maand is, hoe hoger de uitkering.
Wanneer ik mijn vader vertel over mijn financiële zorgen en hoe ik straks de huur moet betalen, maakt hij goedmoedig de grap: ‘Je kunt altijd nog naar de soepbus.’ Timing voor humor is niet altijd zijn sterkste kant. Ik moet vertrouwen dat er wel een oplossing komt. Moed houden, vertrouwen houden dat het uiteindelijk goed komt, net als in de film.
Dit jaar is de kerst voor iedereen anders dan alle andere jaren. Ter inspiratie wil ik dit graag dit verhaal uit mijn boek delen. Ik wens een ieder alvast een goede kerst toe en een gezond en ondernemend nieuw jaar.
25 december - Eerste kerstdag
Elk jaar is het traditie om kerst te vieren met de familie. Met in totaal zeventien familieleden: nichtjes, neefjes, zussen, broertje, schoonzus, zwagers en ouders aan een grote gedekte tafel. Ik herinner me de keer dat het hoofdgerecht, drie grote kippen op verschillende wijzen klaargemaakt: Italiaans, Provençaals en Hollands, de tafel niet eens haalde. Althans de Italiaanse kip was in de keuken al geconfisqueerd door mijn middelste zus en vader. Wat een lol we daarom hadden. Mijn moeder stuurt elk jaar een mailtje met de vraag wie wat maakt. Dan begint de voorpret al.
Ik denk aan de heerlijke crème brûlée van mijn oudste zus en aan de specialiteit van mijn vader; aardappeltjes uit de oven. Aan de culinaire voorgerechtjes van mijn broertje of zus. Aan de wanordelijke chaos van de gesprekken, waarbij iedereen probeert podium te krijgen voor zijn of haar verhaal. Aan de soms heftige discussies (kerst is daar bij uitstek geschikt voor: laten we eerlijk zijn, we zitten niet allemaal als een ideaal Jumbogezelschap aan tafel), maar vooral aan de gezelligheid.
Dit jaar is het alleen anders. Dit jaar zit het er niet voor mij en mijn dochter in om erbij te zijn. Ik kan amper een gesprek voeren, laat staan autorijden (alhoewel aangeboden is om ons op te halen). Ik kan niet tegen prikkels. Ik ben dodelijk vermoeid. Mijn leefwereld speelt zich af in huis. Ik ben deze kerst verplicht aan huis gekluisterd.
Toch probeer ik er maar iets van te maken. Ik ben niet van de plan de burn-out mijn kerst te laten vergallen. Ik maak een stoofpotje klaar met de nodige rustpauzes op de bank erbij. Het is een immense klus voor iets wat ik normaal in een handomdraai doe. Als de aardappeltjes en het vlees gaar zijn, besef ik dat ik de groenten ben vergeten.
‘Ik heb nog wel wortelen of hoe heten die vergeten groenten ook alweer in de groentela.’
‘Getver ma, dat hoeft van mij echt niet.’ Mijn dochter trekt er een vies gezicht bij.
Met wat olijfolie schuif ik toch de knollen zonder naam in de oven. Een halfuur later komen ze er zompig en vet van de olie uit. Het stoofvlees smaakt heerlijk en de aardappeltjes ook. De vergeten groenten kijken ons glazig aan en moeten we inderdaad maar gauw vergeten.
Op het programma staat een film met Will Smith. Ik zeg tegen mijn dochter dat ik niet weet of het me lukt een hele film te kijken. Misschien lukt het in etappes van vier wel. Ik weet dat het niet gezellig klinkt maar ik kan er niet veel aan doen. Beeldschermen geven te veel prikkels en soms lukt het me maar om een kwartiertje iets te kijken. We liggen samen op de bank en om halftien stelt mijn dochter voor worsten te gaan braden. Die stopt ze met veel ketchup in een stokbrood. Een soort tweede kerstdiner voor bij de film.
De film raakt me diep. Het gaat over een vader die na een scheiding probeert zich staande te houden met zijn zoontje. Uiteindelijk belandt hij op straat en moet hij een beroep doen op de nachtopvang. Zijn vechtlust om door te gaan ontroert me. Hij probeert tijdens deze ellende een studie op te pakken en ondertussen de laatste apparaten die hij voor een commercieel bedrijf verkoopt van de hand te doen om er financieel weer bovenop te komen. Na zijn studiedagen rent hij naar de kinderopvang om vervolgens weer op tijd in de rij te kunnen staan bij de nachtopvang. Er zijn maar een beperkt aantal slaapplaatsen beschikbaar. Als hij te laat is slaapt hij op een koud station met zijn zoon.
Ik realiseer me dat iedereen zoiets kan overkomen. Als de hoofdpersonage slaagt voor zijn opleiding en bij een topadvocatenbureau kan gaan werken, stromen de tranen over mijn wangen. Hij heeft het financieel gered. Ga ik het ook redden? Waar gaan we straks wonen? Kan ik hier überhaupt blijven wonen? vraag ik me af. Bovendien zit de hele woningmarkt op slot en zou ik niet een-twee-drie een nieuwe goedkopere huurwoning kunnen krijgen.
Ik zeg het niet tegen mij dochter, maar pieker veel over woonruimte. Ik huur een woning in de vrije sector. Ooit besloten op basis van twee inkomens. Een jaar geleden ben ik gescheiden en heb ik ervoor gekozen hier te blijven wonen samen met mijn dochter van vijftien. Voor haar wilde ik niet te veel gedoe door ook nog te gaan verhuizen. We wonen in een typische gezinswijk in Zwolle, vlak bij de natuur en haar middelbare school. Ze is superblij met haar pianokamer waar al haar muziekinstrumenten staan.
‘Eigenlijk wel luxe hè mam,’ zei ze laatst nog, ‘jij de zolder, de werkkamer en een slaapkamer en ik heb ook twee kamers voor mezelf.’
Daarna fantaseerde ze hoe de zolder zou kunnen ombouwen tot geluidsdichte studio, zodat er nog meer geoefend kan worden in huis. Op dat soort momenten wil ik haar enthousiasme niet om zeep helpen door mijn twijfels te delen. Voor mij alleen is het een enorm maandbedrag nu ik niet kan werken. Ik heb nog een kleine buffer. Maar hoe moet dat straks als ik langer dan drie maanden ziek blijf?
Sinds 2007 ben ik zelfstandig ondernemer. Ooit heb ik uitgezocht of het nuttig was me te verzekeren. Toen ik bij een intermediair op het gebied van verzekeringen zag wat de premies waren per maand schrok ik me dood. Ik heb toen besloten geen verzekering af te sluiten. Bovendien gaven ze aan: ‘Stel dat je niet meer kan werken als communicatietrainer of als actrice maar nog wel vervangend werk kan doen, dan ben je gedeeltelijk arbeidsongeschikt.’
Dit vond ik nogal een absurd idee: een zeer hoge premie betalen voor een verzekering waarbij je dus bij je arbeidsongeschiktheid nog wel bonsais kan snoeien. Daar sluit je toch geen dure verzekering voor af?
Ik ga sinds die tijd onverzekerd door het leven met de stelregel: of iets gaat over binnen drie maanden, of je gaat dood, of je hebt dikke pech.
Ik zit zelfs niet bij een broodfonds, iets waarvoor ik mezelf nu wel voor de kop kan slaan. Bij een broodfonds betaal je een premie die nog wel te doen is voor menig zzp’er. Het idee is dat als je uitvalt vanwege ziekte je doorbetaald krijgt uit de pot van ondernemers die ook in het broodfonds zitten. Hoe hoger het ingelegde bedrag per maand is, hoe hoger de uitkering.
Wanneer ik mijn vader vertel over mijn financiële zorgen en hoe ik straks de huur moet betalen, maakt hij goedmoedig de grap: ‘Je kunt altijd nog naar de soepbus.’ Timing voor humor is niet altijd zijn sterkste kant. Ik moet vertrouwen dat er wel een oplossing komt. Moed houden, vertrouwen houden dat het uiteindelijk goed komt, net als in de film.